Morgen de laatste dag kleuterschool. Ever. Hoe zot is da? Zes jaar geleden in augustus liepen we net zo te puffen als de voorbije week, al had ik toen nog een kilo’ke of vier extra bij. En geen enkels meer. Morgen ‘studeert ze een eerste keer af’. Onze oogappel.
Het schijnt dat ‘het dan pas snel zal gaan hé, als ze in het eerste zitten!’ en terwijl krijg ik een mini-paniekaanval want HET GAAT NU AL ZO SNEL. Alles heeft ze gehoord en moeilijke woorden gebruiken staat gelijk aan de vraag: ‘wat betekent dat… *insert woord*?’.
- “Ik heb gekleden” – met Play Doh.
- “Eigelijk heet die Maylipony – My Little Pony – en ik noem die Maylinn.”
- “Ik denk dat hier een koningswinkel is” (zag bord met kroon)
- “Wat is dat, creatief?”
- “Zijn boterhammen eigenlijk van boter gemaakt?”
- “Daar ben jij ooit al eens op gevallen he, op de kasseikels.” – ben ik ja, want touwtje springen op kasseien is het slechtste idee ooit. Maar dat wist ik toen duidelijk nog niet. Hashtag kapotte knieën.
- Aan het zwembad: “jij moet de ringen opvissen van de bodum”.
- “Wat is dat, zenuwachtig?”
- “Deze week word ik in de klas verjaart.” – augustuskind.
- “Gaan we spelen met de octobus?” – zo’n goedkoop watersproeiend ding it is.
- “Dat is een paraploei” – Franse woorden.
- “M zei dat dat niet bestaat, gele lieverheersbeestjes”.
- “un dos tres quatro cinco seis siete ocho nueve diez” – ikke ze geleerd, uit mijn Spaanse ver-verleden lessen.
- Tegen iedereen op vakantie: “Hola!”
- “Huuuuu!! Huuuu! Wat is daaaaat” (add angstaanjagende blik) – er vloog een vlieg.
- “Watte?” – dat is ondertussen weer aangepast naar ‘wablieft?’ aangezien niemand nog antwoordde. 🤷♀️
De voorbije 8 delen lees je hier.